Ancistrus hoplogenys
Ancistrus hoplogenys is wat minder bekende Ancitrus soort, je ziet ze dan ook niet zo vaak. Ancistrus hoplogenys is een neefje van Ancistrus sp. Cirrhosus en wordt een stuk groter. L059 kan wel 18 cm lang worden.
De soortnaam hoplogenys is op te delen in twee stukken “Hoplon” betekend zwaar gepantserd en “genys” is kin. Een verwijzing naar de uitsteeksels op de snuit van deze soort.
Ancistrus hoplogenys
L059 is prima te houden in een middelgroot aquarium met voldoende schuilplekken. Zorg voor legholen, stukken hout en steen. Vooral het kienhout is belangrijk dit stimuleert namelijk het verteringsstelsel van de Ancistrus hoplogenys.
Zorg voor een afwisselende voeding die bestaat uit algen, groentes, pleco voedertabletten en af en toe levend voer zoals muggenlarven.
Het vrouwtje van de Ancistrus temminckii legt ongeveer 50 eieren in een grot of een gat dat wordt bewaakt en uit gebroed door het mannetje. De jongen kunnen een tijdje op de dooierzak overleven, daarna zullen ze zich gaan voeden met algen, hout en klein levend voer.
Mannen kunnen onderling soms wat agressief zijn, zorg dus voor voldoende ruimte zodat ieder mannetje zijn eigen territorium kan afbakenen. Vrouwen zijn over het algemeen vreedzaam en zullen nauwelijks vechten.
Latijnse naam: Ancistrus hoplogenys
Andere benamingen: Ancistrus, L059, Ancistrus tectirostris , Chaetostomus alg , Chaetostomus hoplogenys , Chaetostomus tectirostris Ancistrus sp. 059
Herkomst: Zuid-Amerika, Paraguay en Braziliƫ.
Minimum aquarium grote: 100 cm lang
Temperatuur: 20-28 graden
PH: 6-8
GH: 4-8
Geslachtonderscheid: volwassen mannetjes hebben verlengde odontes (verlengde haartjes)achter de kieuwdeksels, op de stekel van de borstvinnen (eerste dikke vinstraal) en op alle pantserplaten van het achterste deel van het lichaam.